Glioblastoma (GBM) is de meest voorkomende en kwaadaardige tumor onder de neoplasmata van het centrale zenuwstelsel. Hij ontstaat in de gliacellen, die verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van de cellen van het zenuwstelsel. Hij groeit snel en kan zich op elke leeftijd openbaren, hoewel hij vaker bij volwassenen voorkomt. Door hun kwaadaardigheid zijn het tumoren met een slechte prognose. De incidentie is zeer laag, niet meer dan 2-3 gevallen per 100.000 inwoners.
Glioblastoma
De precieze oorzaken van glioblastomen zijn onbekend. Het kan zich ontwikkelen uit een diffuus astrocytoom of uit een anaplastisch astrocytoom (secundaire glioblastomen), maar in de meeste gevallen ontstaat het de novo, zonder enig bewijs van eerdere neoplasie.
Op dit moment is ioniserende straling de enige ondubbelzinnige risicofactor die voor gliale en meningeale tumoren is vastgesteld. Uit studies blijkt dat schedelstraling, zelfs in lage doses, het risico op gliale tumoren kan verhogen, met een latentietijd tot 20 jaar na blootstelling.
Andere factoren kunnen ook bijdragen tot de ontwikkeling van de ziekte:
- Ziekten van genetische oorsprong die predisponeren voor tumorvorming, zoals neurofibromatose type 1 en type 2, Lynch-syndroom, Turcot-syndroom en Li-Fraumeni-syndroom.
- Hoewel het zich op elk moment kan ontwikkelen, komt het vaker voor na de leeftijd van 45 jaar.
- Sekse, komt iets vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
Symptomen
Omdat glioblastomen snel kunnen groeien, worden de meest voorkomende symptomen meestal veroorzaakt door verhoogde druk in de hersenen. Deze symptomen kunnen onder meer hoofdpijn, misselijkheid, braken en slaperigheid zijn. Daarnaast kunnen epileptische aanvallen, progressieve cognitieve stoornissen, persoonlijkheidsveranderingen, gedragsveranderingen en geheugenverlies optreden.
Afhankelijk van de plaats van de tumor, kunnen patiënten een verscheidenheid aan symptomen ontwikkelen, zoals zwakte aan één kant van het lichaam, geheugenverlies en/of spraakproblemen en visuele veranderingen.
Preventie
Er is geen totale preventieve maatregel voor de ontwikkeling van glioblastomen, maar in sommige gevallen kan het vermijden van modificeerbare risicofactoren helpen om het te verminderen. Op dit moment is de enige geïdentificeerde risicofactor die duidelijk in verband wordt gebracht met de ontwikkeling van deze tumoren de blootstelling aan ioniserende straling.
Blootstelling aan dit type straling kan langs verschillende wegen plaatsvinden:
- Inwendige blootstelling: treedt op wanneer de radionuclide wordt geïnhaleerd, ingenomen of geïnjecteerd.
- Uitwendige blootstelling: treedt op wanneer de radioactieve stof in de omgeving aanwezig is.
De mensen die het meest aan dit soort straling worden blootgesteld zijn astronauten (door kosmische straling), medisch personeel met röntgenstraling, onderzoekers en personeel van radioactieve installaties. Daarnaast kunnen bij elk röntgenonderzoek en nucleair geneeskundig onderzoek extra blootstellingen plaatsvinden.
Aantal waargenomen varianten
Aantal risicoloci
10 loci
Geanalyseerde genen
Bibliografie
Melin BS, Barnholtz-Sloan JS, Wrensch MR, et al. Genome-wide association study of glioma subtypes identifies specific differences in genetic susceptibility to glioblastoma and non-glioblastoma tumors. Nature Genetics. 2017 May;49(5):789-794.
Louis DN, Perry A, Wesseling P, et al. The 2021 WHO Classification of Tumors of the Central Nervous System: a summary. Neuro Oncol. 2021 Aug 2;23(8):1231-1251.